Het huidige Cantonspark is ca 3,5 ha groot, maar maakte vóór 1902 deel uit van het veel grotere landgoed Schoonoord, waar de familie Faas Elias de scepter zwaaide. De laatste telg van dit geslacht, de Freule A. Faas Elias, overleed in 1902 op hoge leeftijd, maar zonder directe nakomelingen. Daardoor raakte het omvangrijke landgoed versnipperd en kwam er veel ruimte vrij voor uitbreiding van het dorp. Maar ook bood de nieuwe situatie aan de schatrijke Amsterdammer August Janssen (1865-1918) de gelegenheid om een 3,5 ha groot perceel van het voormalige landgoed te verwerven en er een zgn overtuin op aan te laten leggen. Janssen was o.a. directeur van Indische Cultuurondernemingen en had in Baarn de oude villa’s Peking, Java en Canton in bezit. Zelf woonde hij aanvankelijk in het in oude chinese stijl gebouwde Canton, dat echter onpraktisch was voor bewoning in ons klimaat. Hij liet het slopen en bouwde op dezelfde plaats een geheel nieuwe villa, met een grote tuin. Aan de overzijde van de Javalaan liet hij door zijn tuinbaas J. Goossen het Cantonspark ontwerpen en aanleggen, met kassen en allerlei gebouwtjes, met als centraal punt de Wintertuin (1915). Er werden tennisbanen aangelegd en het huidige tennishuisje diende daarbij als verkleedruimte voor de sportieve dames. In de Wintertuin verzamelde hij tropische planten en bomen waar hij in Indische stijl zijn gasten kon ontvangen. Omstreeks 1915 kocht hij in Amsterdam op een veiling onderdelen van wat wij nu de colonnade noemen. Aan de kant van de Heemskerklaan liet hij een dienstwoning bouwen voor tuinbaas Goossen. Na diens vertrek woonde daar zijn opvolgers en heette het huis ook wel de Hortulanus-woning.
In 1918 overleed Janssen en kwam de tuin in het bezit van de Utrechtse universiteit, die er een botanische tuin van maakte die het onderzoek en onderwijs in de plantkunde moest ondersteunen. Prof. Dr. August Adriaan Pulle, hoogleraar in de Bijzondere Plantkunde, werd de eerste directeur en J. Goossen werd van tuinbaas de officiële hortulanus van het Cantonspark. De hoofdstructuur van het park bleef gehandhaafd, maar er werd een omvangrijke systeemtuin aangelegd in de strook aan de zuidkant van de vijver, met voor elke plantenfamilie een eigen perk. In de zuidpunt van het park werd een zgn Pinetum aangelegd, waar vnl coniferen werden geplant. In Systeemtuin en Pinetum bereidden in de loop van vele decennia duizenden studenten in plantkunde en farmacie hun tentamens voor. Op verschillende plaatsen van het park kwamen kassen, met hun eigen bewoners: mediterrane en vleesetende planten, Orchideeën en Lathyrussen. Rond de laatste twee groepen werden soms landelijke tentoonstellingen of aparte dagen georganiseerd. Tevens werd in de noordpunt van het park een leslokaal gebouwd.
In de Wintertuin werd het assortiment tropische planten uitgebreid, met een aantal economisch belangrijke soorten als bananen en koffiestruiken, maar tevens werd er een omvangrijke verzameling Bromeliaceae aangelegd, die in zijn tijd de grootste ter wereld was. Het zijn planten uit Zuid Amerika, het bijzondere aandachtsgebied van de systematische plantkunde in Utrecht. In de 60tiger en 70tiger jaren verhuisde de Utrechtse Universiteit naar de Uithof, in de voormalige Johannapolder. Daar werd, rond een oud fort, een grote, zeer moderne botanische tuin aangelegd, die de verschillende externe tuinen, waaronder het Cantonspark, overbodig maakten. In 1987 werd het park voor één gulden, overgedragen aan de gemeente Baarn, die er een openbaar park van maakte onder voorwaarde dat de bijzondere botanische meerwaarde van het park als zodanig zou worden beheerd.lees verder >>
Voor foto's van het oude Cantonspark klik hier>>